- uitlopen
- {{uitlopen}}{{/term}}I 〈onovergankelijk werkwoord〉1 [lopend uitgaan; met een doel ergens heen gaan] sortir de2 [geleidelijk snelheid verliezen] ralentir3 [uitbotten] 〈van plant, boom〉 bourgeonner; 〈van zaad, bol of knol〉 germer4 [uitkomen op] déboucher (sur, dans); 〈m.b.t. rivier〉 se jeter (dans)5 [+ op][leiden tot] aboutir (à)6 [een voorsprong nemen] prendre une avance7 [meer tijd in beslag nemen] se prolonger8 [uitvloeien] couler♦voorbeelden:1 het hele dorp was uitgelopen • tout le village était làhet gebouw uitlopen • sortir de l'immeubleje moet deze straat helemaal uitlopen • il faut suivre cette rue jusqu'au boutbij iemand in- en uitlopen • être un familier de la maisonde keeper liep te vroeg uit • le gardien de but est sorti trop tôt3 het uitlopen van een boom • le bourgeonnement d'un arbre4 dit straatje loopt op de markt uit • cette petite rue débouche sur le marchéhet salaris kan tot ƒ 3500,- uitlopen • le salaire peut s'élever jusqu'à Hfl. 3500,-5 dat loopt op een ramp uit • cela va tourner en catastrophedat loopt op niets uit • cela n'aboutira à rienwaar moet dat op uitlopen? • comment cela finira-t-il?6 uitlopen naar 6-0 • prendre une avance de 6-0verder uitlopen op het peloton • augmenter son avance sur le peloton7 de receptie liep uit • la réception se prolongeait8 de inkt is uitgelopen • l'encre a bavochéde verf is uitgelopen • la peinture a bavé¶ een japon met uitlopende mouwen • une robe aux manches évaséesdeze schoenen moeten nog uitlopen • ces chaussures doivent encore se faire au piedII 〈overgankelijk werkwoord〉1 [tot het einde lopen] suivre jusqu'au bout; 〈wedstrijd〉 terminer2 [groter maken] assouplir à l'usage♦voorbeelden:1 een wedstrijd uitlopen • terminer une course2 schoenen uitlopen • assouplir des chaussures en les portant
Deens-Russisch woordenboek. 2015.